Hanging out in Wellington, NZ.
Door: Germen
Blijf op de hoogte en volg Germen en Jolande
23 November 2016 | Nieuw Zeeland, Wellington
Wij koppelden het geval los van de prik, zwengelden het aan, en sjeesden er mee naar het centrum van de stad. Daar hadden we twee mogelijke bestemmingen op het oog: een radicaal nieuw gebeuren en een oud fossiel geval. Het eerste was iets dat ze “Zealandia Eco-sanctuary” noemen, een Umweltlich verantwoord heiligdom (sanctus=heilig) waaraan, zoals de Grieken al heel lang geleden hebben bepaald, ontheemde zielenpoten zich kunnen vastklampen als ze echt niks beters meer kunnen bedenken. In het oude Hellas moest de verdachte vluchteling (dan wel zondebok) letterlijk vóór de lynch-menigte uit de tempel in hollen en zich tegen het altaar aan drukken, het omhelzend om aan te geven dat hij een cliënt (Grieks voor ‘aanleunende’) was van de betreffende godheid. Later vond de RK-kerk dit wel een leuk idee en beschermde elke goede ziel die een kerkgebouw in schoof en om bescherming huilde. Dat werd in de middeleeuwen gerespecteerd door de wereldlijke autoriteiten (zij het met een termijn), dus het verleende seculiere macht aan clericalen, en dat zag de Paus wel zitten. Maar dat willen jullie allemaal niet weten, dus vergeet het svp snel weer en stel je een landschap voor dat ontrukt is aan de pernicieuze ontwikkelingen van het kolonialisme en dat weer helemaal wordt gewijd (O jee, weer een liturgische term) aan het verstrekken van een toevluchtsoord aan de levende wezens die hier, in Wellington NZ, zouden hebben vertoefd als de driemaster nooit zou zijn uitgevonden (JS: dan hadden we ongetwijfeld een ander vervoermiddel bedacht en alsnog de zaak verziekt).
Kortom: splinternieuwe ongerepte natuur, maar we moesten wel een kilometer verderop parkeren. Het is, grof gezegd, 500 jaar geleden dat Europeanen de boel begonnen te verzieken, en men roept hier dus dat het over 500 jaar weer zo zal zijn als het zou moeten zijn. Doe er maar zout bij waar je dat leuk lijkt. De VOC is pas 413 jaar geleden opgericht, en Abel Tasman is nauwelijks koud in zijn graf. Intussen is het een 260 ha groot park dat een heel dal vult, omheind met een soort Berlijnse Muur tegen ongewenste roofdieren, met 2 stuwmeren voor de drinkwatervoorziening van Wellington en Joost mag weten hoeveel NZ soorten vogels, varens, babies, peuters, kleuters, buggies, en jonge moeders. Wij waren er namelijk op een woensdag, en dan hebben bovengenoemde types korting. Vaders waren in de minderheid. Die waren natuurlijk die 10 NZ$ entreegeld aan het verdienen. Wij wandelden op en neer (heen en weer kan niet: alles ligt op steile hellingen) en kiekten wat we konden. Rare vogels (hebben) die Kiwi’s. Jolande bemachtigde een zaknaslagwerkje over Varens, zodat ze nu kan laten weten dat die onbekende varen van een week of wat geleden een Parapluvaren is. Een Umbrella-Fern. Umbrella, het Engelse woord voor paraplu, is eigenlijk Italiaans en betekent: kleine schaduw. Wat maar weer aantoont dat taal iets onnavolgbaars is: geen enkele Engelsman denkt aan tevéél zon, behalve als hij per ongeluk zijn vaderland voor onbepaalde tijd in zuidelijke richting verlaat. Er bestaat ook een Umbretta, maar dat is een vogel. (JS: Hoe noemen we dat, ziekelijk monomaan?)
Onze foto’s spreken zoals steeds voor zichzelf. De oudste zijn weg, je was gewaarschuwd. Mocht de teleurstelling je teveel worden… theedoek.
Het tweede, het fossiele geval, dat waren de beroemde Wellington Botanical Gardens. Toen we, tegen twee uur, genoeg op en neer hadden gelopen in het eco-heiligdom, vonden we dat het tijd was voor iets heel anders. Dus vroegen we aan Truusje om ons naar de Botanical Gardens te begeleiden. Ze zei nog net niet: ammenooitnie, maar ze weigerde om in haar tabel van ‘Points of Interest’ ruimte te laten voor deze wereldvermaarde tuinen, en toen we haar opdroegen om ons dan maar naar de Garden Road te voeren, begon ze kringetjes te rijden. Echt waar. Toen we helemaal rond waren (en de sluitingstijd van de Gardens al aardig dicht bij kwam), zagen we dat er een zéér merkwaardige kruising voor ons lag waarbij twee van de vier poten dezelfde dubbelloopse Maori straatnaam droegen, allebei scherp linksaf. “Turn left into…” zei Truusje voor de tweede keer. Ik ging nogmaals fout, maar nu had ik het in de gaten. Moeizaam keerde ik de unit en nog moeizamer wrong ik hem de andere optie in. Nu werd ik een eenrichtings-bergweggetje in gestuurd waar de unit maar net door kon, gruwelijk smal en akelig steil omlaag. Ik had een kleine vrachtauto voor me uit gezien, die ook deze extreme route in was gegaan, en dat vrachtautootje vervoerde gereedschap voor ontstoppingen en sleepwerk en ander lokaal ongerief, dus ik had wel vertrouwen in de goede afloop (let op de woordkeus). Jolande had dit niet gezien, en ze zat aan de afgrond-kant van de weg, dus mijn arme vrouw doorleefde een akelige fase van haar bestaan (let niet op de woordkeus). Uiteindelijk werden die tuinen gevonden, maar niet de daarbij behorende parkeerplaats. Die botanische tuinen, die steken ze maar daar waar de zon niet schijnt. Naar de camping, een borrel (het is toch veel te laat), en een spelletje Puerto Rico. Ik heb haar maar laten winnen, dat leek me beter, maar slechts met één punt verschil, uit principe. (JS: Hij kon niet winnen, lekker puh).
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley